'ff. 28 .JUNI 1918. 485 een nood-duurtebij,slagregeling zooals door den Naad in zijne vorige beslissingen is goedgekeurd en nu moge het wa,ar zijn. dat de door mij voorgestelde wij ziging een bedrag van f 23000 meer ko,st dan de regeling door burgemeester en weifiourlers voorgesteld, de mijne is voor iedereen hetzelfde en daarom volgens mij het bilMjkist. Mijnheer de voorzitter U zelf geeft door Uw voor stel toe dat er een noodtoestand is. Welnu, die noöd- stand is voor alle ambtenaren, beambten enz. gelijk. Mijnheer de voorzitter Ik kan mij ook niet ver- eenfigen met den door butrgemeester en wethouders voorg|e6!teldein aftrek ad f 100'.die het onderwijzend perisonjeel uit 's Rijks kas geniet krachtens art. 1 der wet van 23 Februari 1918 en welke verhoogjingt ten doel heeft om in den bestaanden noodtoestand; te voor zien. Mijnheer de voorzitter Indien het voorstel van burgemeester en wethouders ongewijzigd wordt aan genomen, dan kan het mogelijk zijn, dat er ntop'ieene onbillijkheid begaan wordt tegenover enkele ambtena ren, n.l. dat zij minder ontvangen, dan bij de bestaan de regeling. Deze kwestie zit in de redactie van de le alinea van art. 4 van' het voorstel. Wanneer daar in pflaats van ,,op dien datum" gelezen wordt op ,.1 Januari 1918" iis elke onbillijkheid uitgestoten. Ik gfëef dus in overweging dat burgemeester en wethouders dit alsnog in hun voorstel wijzigen. De VOÖRZI1TTER Die datum van 1 Jufi is mot opzet in het voorstel neergeschreven om te herstellen de onbillijkheid die zich zou voordoen, wanneer men vasthoudt aan den datum van 1 Januari. Er zijn ambtenaren die gehuwd zijn na 1 Jan., dus die wan neer men rekening houdt met den datum van 1 Juli. f 50.— in plaats van f 100.krijgen. Er zijn er, die sedert dien kinderen gekregen hebben, die dus ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 485