28 JANUARI 1918. 49 „Ten slotte is hem in Januari medegedeeld, dat indien „binnen eenige weken geene verbetering kwam in zijn „optreden, wij hem niet konden handhaven. „Het is juist dat de heer van der Meer meer malen om uitbreiding van personeel gevraagd heeft, „doch alvorens daartoe over te gaan, hebben wij hem „verzocht mede te deelen, hoe hij het bedrijf wilde „inrichten en hoeveel personeel hij dan zou behoeven „Een behoorlijk voorstel is nimmer ontvangen, hij bleek „niet in staat het bedrijf behoorlijk in te richten, niet „in staat zelfs een behoorlijken b ief te schrijven, „zoodat bijna alle ontwerpen om hun gebrekkige taal „en stijl alsook om verkeerd weergeven van de be doeling, ten stadhuize moesten worden gecorrigeerd „en dikwijls opnieuw geconcipieerd. „Indien burgemeester en wethouders zich dan ook „wellicht een verwijt te maken hebben dan is het dit, „dat zij tegenover den heer van der Me er te lank moedig zijn geweest en te lang met hem hebben „voortgetobt. Wij hadden met een door en door eerlijk „man te doen en hadden eenige hoop, dat hij aldoende „wel zou leeren en dat hij het bedrijf behoorlijk zou „kunnen leiden, toen het door de heeren uit Delft „was ingericht. In dat opzicht zijn wij in onze ver pachtingen teleur gesteld. „Verder wenschen wij eenige beweringen van den „heer van der Meer met een enkel woord toe te „lichten. 1. „Waar hij zegt, dat de heer v. d. Pol eerst 1 „Februari 1917 in dienst kon treden daar verzuimt „hij erbij te voegen, dat dezelfde reeds van 16 December „1916 af in de avonduren de boekhouding bijhield.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 49