4 21 JANUARI 1918. „intreden, die alleen betere tijden zal kunnen brengen „en opnieuw welvaart en bloei zal kunnen brengen „waar thans nijpende ellende te wachten is. „Mijne Heeren. Bij de vervulling van onzen arbeid „zijn wij ook in 1917 op loffelijke wijze ter zijde „gestaan door onze ambtenaren van wie velen hun „werk door de tijdsomstandigheden zeer zagen ver meerderd. Ik reken het mij ten plicht hun hiervoor „van deze plaats een woord van welverdienden dank „te brengen. „Mijne Heeren. Ik wil eindigen met den wensch „uit te spreken dat Gods beste zegen moge rusten op „onzen arbeid, welke moge strekken tot heil van „Breda, de gemeente, welke ons zoo na aan 't hart ligt." De vergadering betuigt hare instemming met het gesprokene door den voorzitter. De heer LIJDSMAN, als oudste raadslid, de rede van den voorzitter beantwoordende, zegt het volgende „Mijnheer de voorzitter. Namens de leden van „den raad zij 't mij vergund U dank te zeggen voor „de gelukwenschen ons aangeboden en tevens voor „de mededeelingen omtrent den toestand der gemeente „in het afgeloopen jaar. Het heeft ons doen zien dat „er zeer veel van de werkkracht en 't goed beleid „van U als burgemeester werd gevorderd. Ook wij „mijnheer de Voorzitter wenschen dat het jaar 1918 „voor U en Uwe geachte familie een in alle opzichten „gezegend jaar moge zijn, gepaard aan een goede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 4