•28 JUNI 1918. 503 „tweede standpoint plaatst, hetwelk naar on^e meening ,,het meest juiste is, dan bestaat er wel eenige aan- leiding, dat de gemeente in deze benarde tijden zich „ook het lot van hare oud-a,mbtena<ren aantrekt. „Nu intuSBCben de ontwerp-rijksregeling ter onzer „kennis is gebracht en daarbij gebleken is, dat zekere, „categorieën van gepensionneerden, waarover naar on- „ze meening de rijksbemioeiing zicih zou behooren uit „te strekken, van duiurtebijslag zullen zijn uitgesloten, „doen zich weer andere vraagpunten voor, welke wij „hier achtereenvolgens nader zullen trachten uiteen te „zetten en waaromtrent wij onze zienswijze mede zul- „len doen kennen. „Blijkens de ontwerp-regeling zullen wel vooreen „duiuirtebijislag uit 's Rijks kas in aanmerking komen „de gepensionneerde en on wachtgeld gestelde onder wijzers bij het lager onderwijs en hunne weduwen „en weezen. Daarentegen vallen er niet onider de gepen- „sionneerde gemeente-ambtenaren en hunne weduwen „en weezen, die vallen onder de pensioenwetten voor „de gemeente-ambtenaren van 1913 en evenmin bet „voormalig onderwijzend personeel aan gemeentelijke „h:oog|ere burgefrschiolein, verplichte en onverplichte „gemeente burgerscholen en gymnasia, benevens hun- ,.ne weduwen en weezen. „Nu heeft de gemeente Breda reeds in 1862 opge dicht een pensioenfonds voor gemeente-ambtenaren, „aan welke regeling in 1896 uitbreiding is gegeven, „door daarin ook op te nemen de wedufWen en weezen va,n gemeente-ambtenaren „Bovendien kwam in 1904 nog tot stand hot regle- „ment op het pensionneeren van vaste werklieden, in „dienst der gemeente Breda. „Voor zoover de in die regelingen vervaltte bepa- „"inigen niet reeds door het in werking: 'treden der pen sioenwet voor de ge)m èenitej amb t eriaren 1913 van „rechtswege hadden opgehouden te gelden, werden zij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 503