,,b. werklieden, gepensionneerd krachtens het re-
„glement van 1904 en wier pensioen rechtstreeks uit
„de gemeentekas of uit de kassen der bedrijven ge
kweten wordt
504
28 JUNI 1918.
vervallen verklaard bij de verordeniing bettreWendje het
waarborgen van pensioenaanspraken, vastgesteld bij
„raads-besiuit van 5 Maart 1914 (gemeenteblad
,,no. 281.)
„Ofschoon dus de vroegere regelingen hebben op-
gehouden te bestaan, zijn toch de daaraan ontleende
„pensioenaanspraken gehandhaafd gebleven
„Het gevolg van een en ander is, dat er iverscliil-
lende categorieën van gewezen gemeente-ambtenaren
„zijn, die op verschillende wijzen of uit verschillende
„fondsen gepensionneerd worden.
„Zoo zijn er
,,a. gemeente-ambtenaren en hunne wedujwen en
„weezen, die pensioen genieten krachtens de verorde-
„ning van 1862, gewijzigd in 1896 en wier pensioen
„rechtstreeks uit het gemeenteiijik pensioenfonds be-
„taald wordt
,,c. ambtenaren en werklieden, alsmede hunne we-
„duwen en weezen g|epens5onneerd krachtens de pen
sioenwetten 1913 en wier pensioen uit de daarvoor
„ingestelde fondsen voldaan wordt
,i,d. ambtenaren, eveneens gepensjonneerd krach-
„tens voormelde wetten, die bovendien op grond van
„hoogere pensioenaanspraken nog een aatóvullingppen-
„sioen genieten ten laste van het gemeentelijk pen
sioenfonds en
,,e. gewezen leeraren van de hoogere bujrgterschool,
„de burgeravondschool en het gymnasium, benevens
„hutmo weduwen en weezen, die een pensioen ont'van-
„gen ten laste van de staatsbegruoting ol" ten laste van
„het weduwen- en weezenfonds voor burgerlijke amb
tenaren, doch waaromtrent de gemeente geenerlei ge
gevens bezit.