28 JUNI 1918. 505 Bovendien zijn er nog weduwen van vóór 1 October ,,1913 overleden gemeente-ambtenaren en werklieden, „die indertijd niet tot het gemeentelijk pensioenfonds „zijn toegetreden of kunnen toetreden en die dus in ,,het geheel geen pensioen genieten. ,,De vraag rijst thans, of al deze categorieën van „ambtenaren en weduwen in een eventueel toe te ken- ,,nen duurtebijisllag van gemeentewege behooren betrok- „ken te worden en zoo ja, naar welken gtrondslagi en „uit welke fondsen. „Waar wij hiervoor reeds als onze zienswijze deden „kennen, dat wij den duurtebijslag wenschen beschouwd „te zien als eene uiitkeering in. eens, om te voorkomen, „dat oud-gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en „weezen in deze benarde tijden in zorgvolle omstan digheden zou komen te /verkeeren, ligt het voor de „hand, dat de duurtebijslag niet ten laste van het'pen sioenfonds behoort te worden gebracht, maar dient „gekweten te worden uit de gemeentekas of uitddekas- „sen der bedrijnen, waaruit sommigen gepensionnperd „worden. „Op de tweede plaats lijkt het ons billijk toe, dat „niet in den duurtebiiljslag worden betrokken de oud- „gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen, „die, om welke redenen dan ook, niet gepensionneerd „zijn. „Immers het geldt hier een bijslag op het „pensioen en het karakter daarvan zou in het „tegenovergestelde geval er geheel door te loor gaan. „Bovendien gaat het niet aan uitkeeringen te doen „aan oud-ambtenaren of hunne weduwen en weezen te „wier behoeve door belanghebbenden nimmer iets voor „pensioen is bijgedragen. (Eveneens behooren uitgeschakeld te worden de gp- „wezen leeraren aan de hoogere burgerschool, dc „burgeravondschool en het gymnasium, alsmede hunne „weduwen en weezen, wijl deze pensioen genieten ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 505