28 JUNI 1918.
507
I
,,ïn verband met bet vorenstaande hebben wij de eer
,,U voor te stellen de hierbij gevoegde ontwerp-rege-
„lingi vast te sfellen en te bepalen, dat deze regeling
,,zal ophouden te gelden, indien de daarin genoemde
„categorieën alsnog in de te treffen rijksregeling zullen
„worden opgenomen.
„De hieruit voor de gemeente voortvloeiende kosten
„worden globaal geraamd op f 3600.— per jaar".
De VOORZITTER doet voorlezing van de op
dit voorstel ingediende amendementen, en zegt ver
volgens
Ten aanzien van het eerste gedeelte van hef voor
stel van den heer G r u ij s, om een venten bijslag te
bepalen, daarmee kunnen burgemeester en wethouders
zich niet veneten,iglen, en wel om de eenvoudige reden,
daf het bedrag Man het pensioen van de versöhijïende
gep cnsi onnderden zoo uiteenloopt, dat het zeer onbil
lijk zou zijn, om ze allemaal een gelijken bijslag te
geven. Er zijn pensioenen van ver beneden de f 30D.
tot ver boven de f 1000.
Wat nu betreft de gelijkstelling van gehuwden met
ongehuwden, daartégen hebben burgemeester en wet
houders geen bezwaar, ook hebben zij geen bezwaar
tegen de toevoeging van een artikel, dat zij, die op
zettelijk onjuiste gegevens verstrekken, de aanspraak
op een bijslag verliezen.
Wat verder betreft de grens van f 1500 te brengen
op f 5000, Buirgeomeester en wethouders kujnneni zich
met dit voorstel van den heer G r u ij s n'iet vereeni
gen, dit is waarschijnlijk ook overgenomen uit de
duurtiebijslagretgel'in'g voor ambtenaren, maar burge
meester en wethouders meenen, dat de gepenisionneer
den! niet op één lijn gesteld kunnen wlorden mefidelnog
in dienst zijnde ambtenaren en dat men daarbij ook
niet in acht moet nemen een zoo hoog bedrag, als hier
wordt voorgesteld van f 5000. Bovendien vallen er
slechts zeer weinig buiten, wanneer we die grens van
i 1500.— aannemen.