508
28 JUNI 1918.
De heer GRUIJS Ik heb eenige toelichting; bij, mijn
voorstellen gegeven en die zullen de Raadsleden voor
zoover ze daarvan kennis hebben genomen, wel rpzien
hebben. Ik sta op hetzelfde standpunt, als bij den
duurtetoeslag voor ambtenaren en ik vind, wanneer
het noodzakelijk is een bijs'ag te geven op het pen
sioen, dat dat een bijslag is, die tegemoetkomt aan de
prijsstijging, van de noodzakelijke levensbehoeften en
dat is hetzelfde voor iemand, die een laag of een hoog
pensioen krijgt.
Wat intusschen de kwestie aangaat dat burgemees
ter en wethouders zioh niet kunnen vereenigen, met het
amendement op art. 1, het komt me voor, dat, wie
het ook ,is, iemand die aanspraak kan hebben op pen
sioen of traktement, dat hij wel nooit vrijwillig zal
laten loopen en dan vind ik het toch verkeerd om ieder
een, welk inkomen hij ook heeft, in de g|ölegeii|i|r-ad te
stellen om dien duurtetoeslag, te krijgen. Waar we bij
ambtenaren en beambten een norm hebben aangenomen,
daarom heb ik dit hier voorgesteld en wilde ik dezelf
de normen stellen als bij den gewonen duurtetoeslag.
Ik geloof ook, dat ik goed doe om mijn amendement
te handhaven.
De heer ST'ULEMEI JERIk zou den heer G rui ijs
willen vragen, of het de bedoeling is dat iemand, die
f 80.ptenisioen heeft|, f 100.krlijgt..
De heer H'ORNIX Dit zelfde principe is daar juist
door U verdedigd.
De heer STULEMEIJER Mijnheer de voorzitter
De heer H o r n i x zegt, dat ik zoo juist hetzelfde
principe verdedigd heb, maar ik wil den heer H o r-
n i x opmerken, dat het iets heel anders is. Bij te
toeslagregelinig voor gemeenteambtenaren zijn we uit
gegaan van de veronderstelling dat er is een basis,
een salaris, wat in normalen tijd voldoende is, om van
te leven. Daarbij wordt gegeven een toeslag, en nu