n 28 JUNI 1918. 509 was de vraag een percentsgewijze of een uniforme toeslag, en toen is er geredeneerd waar geven we dien toeslag voor voor de eerste levensbehoeften, maar dat standpunt kan onmogelijk ingenomen wor den ten opzichte van de gepensionneterden, en daarom ben ik het niet eens met den heer G r ui ij s en ver wondert mij de vraag van den heer H o rui x; want hij zal mij toch moeten toegeven, dat iemand van f 80 onmogelijk kan leven. De heer HORNIX Er zijn ambtenaren en werklie den in dienst van de gemeente, die van hun salaris ook niet kunlnten leven, die f 500 hebben en toch een toeslag zullen krijgen, menschen. die hun hoofdbezig heid hebben bij de gemeente en er bovendien iels bij verdienen. De heer CERUfTTI Het komt mij toch ook voor. dat bet wel weniechielijk zou zijn, dat er een minimum is, evenals er een maximum is, dat zou misschien heel veel kunnen verbeteren. Nu kan men wel abnormale omstandigheden krijgen, maar wanneer we lezen., dat de bedoeling is, de gepensionnoerden te vrijKvaren. voor armoede, dan s|a,at het toch vast. dat f 37.50 iemand niet kan vrijwaren voor armoede. De VOIORZITTER Het \vil mij voorkomen, dat dat een verkeerd standpunt is. Waarnaar wordt het pen sioen berekend In de eerste plaats naar het salaris, dat men genoten heeft, in de tweede plaats naar de dienstjaren, dus hoe minder het pensioen bedraagt, hoe minder de persoon in kwestie gepraesteerd heeft voor de gemeente, dus dat men rekening houdt met de grootte van het pensioen is toch billijk. De ge meente hoeft toch niet meer te geven dan een bedrag, dat verband houdt met de grootte van het pensioen. Bovendien, wanneer de heeren zouden aannemen een voorstel, om een vast minimum te bepalen, dan zou ik het voorstel onmiddlellijk terug nemen, om te bereke-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 509