52 28 JANUARI 1918. „voortgesproten, wenschte de burgemeester slechts op „te merken, dat hij den heer van der Meer her haaldelijk heeft opgedragen moeite te doen, om ze „tegen verminderden, in overleg met den heer B r o o s „vast te stellen, prijs van de hand te doen b. v. aan „bakkers, doch evenmin als zoovele andere opdrachten, „die de heer van der Meer in zijne bloknotes „noteerde werden uitgevoerd, evenmin geschiedde dat „met deze opdracht. 8. „Het mag geen verwondering baren, dat bur gemeester en wethouders de leiding van het bedrijf „niet langer dan no;;dig was in handen wenschten te „laten van iemand, die niet in staat bleek haar behoorlijk „te voeren. Vandaar dat zij hem werd ontnomen en „opgedragen aan de beide heeren uit Delft. Dat de „brief, waarbij zulks werd medegedeeld den heer van „der Meer eerst eenige dagen later bereikte, „moge eene informaliteit zijn, zij doen o. i. weinig „ter zake. „Uit het voorgaande moge blijken hoe de heer „van der Meer zijne taak heeft waargenomen.Aan „hem en aan niemand anders is het te wijten dat het „bedrijf de eerste maanden niet is beheerd, zooals „het behoorde. „Waar uit het rapport van den accountant Nijst „blijkt, dat het beheer van den heer van der Meer, „al mogen daarop nog zooveel aanmerkingen te maken „zijn, geen enkele grond heeft opgeleverd, waarop hem „de gevraagde decharge zou kunnen worden geweigerd, „daar meenen wij U te moeten voorstellen hem volledige „decharge te verleenen en ons te machtigen hem het „onderpand terug te geven."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 52