540 27 JULI 1918. De VOORZITTER Naar aanleiding van de opmer kingen van den heer F e b e r, zou ik een ander voor stel willen doen. Ik stelde juist voor, de stukken voor kennisgeving aan te nemen, omdat ik meende, dat we eenvoudig zouden moeten afwachten, wat de Kamer van Koophandel zou adviseeren, maar nu de heer F e b e r deze zaak ter sprake heeft gebracht, zou ik willen voor stellen, om deze stukken terug te zenden met verzoek dat mede te deelen aan de Kamer 'van Koophandel, op dat de Kamer van Koophandel zich schriftelijk kan verdedigen. De Kamer van Koophandel is wel in staat uit het verslag te zien, wat hier in 't midden is gebracht en kan zich dan verdedigen. Op het oogenblik wil het toe val, dat een paar leden van den raad zitting hebben in de Kamer van Koophandel en daarom zou ik willen voorstellen de stukken terug te zenden. Zonder bedenking wordt alsnu besloten over eenkomstig het voorstel des voorzitters. 10. Adres van het bestuur der afdeeling Breda van den R. K. Onderwijzersbond, daarbij adhaesie betui gende aan het verzoek van de vereeniging „Mannen- adel" tot afschaffing van de openbare carnavalsviering. De VOORZITTER deelt mede, dat nog zijn ingekomen adressen van gelijke strekking van het bestuur der R. K. Werklieden vereeniging, van de vereeniging ,,St. Jo- sephkring" en van de vereeniging „Katholiek Leven", en stelt voor, deze adressen te voegen bij de op deze zaak betrekking hebbende stukken. De heer CERUTTI Mijnheer de voorzitter In het adres van deze afdeeling wordt meegedeeld, dat de vereeniging uit ruim 150 leden bestaat, maar nu wensch ik op te merken, dat van die 150 meer dan de helft geen ingezetenen van Breda zijn en nu vind ik het toch wel absurd, dat menschen, die misschien in Chaam, Ulvenhout en Gadbroek wonen, zich hier komen be moeien met het carnaval van Breda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 540