28 JANUARI 1918. 53 De heer STULEME1JER verzoekt voorlezing van het prae-advies. De heer ZIJLMANS geeft in overweging om ook het adres van den heer van der Meer met de memorie van toelichting voor te lezen, aan welke beide verzoeken wordt gevolg gegeven. De heer ZIJLMANS zegt, dat hij deze zaak geheel objectief wil beoordeelen. Er zijn uitdrukkingen in het rapport, die met elkander in tegenspraak zijn en waarop het niet gemakkelijk is, zoo dadeiijk een beslissend antwoord te geven. Daarom zou spreker in overweging willen geven aan de raadsleden een afschrift van de verschillende stukken toe te zenden, ten einde op hun gemak de zaak te kunnen bestudeeren. Als men het prae advies van burgemeester en wethouders leest, ziet men daarin, dat dé heer van der Meer is een eerlijk en fatsoenlijk man, doch dat hij in zijne memorie onwaarheid spreekt. Burgemeester en wet houders achten hem niet geschikt voor de hem opge dragen taak. Nu heeft het in hooge mate de aandacht getrokken, dat, waar de heer van der Meer op dusdanige wijze wordt afgebroken, als in het prae- advies van burgemeester en wethouders is geschied, deze hem niet veel vroeger hebben gezegd om heen te gaan. Aan het rapport van den heer Nijst hecht spreker niet veel waarde; dat bevat slechts schijn- v eronderstellingen De VOORZITTER antwoordt hierop, dat burge meester en wethouders aan het verzoek van den heer Zijl mans zullen voldoen, als de raad dat wenscht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 53