554 27 JULI 1918. „van de gezondheidscommissie het hierbijgaand schrijven, „waarbij, in verband met den heerschenden woningnood „in deze gemeente, in overweging wordt gegeven eene „woningtelling te houden. „Inmiddels verscheen in het Staatsblad de wet van „17 Juni 1918, houdende maatregelen ter voorziening „in den woningnood, welke wet op een nader bij Ko ninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treedt. „Volgens deze wet kan bij Koninklijk besluit worden „verklaard, dat in eene gemeente zoo ernstige woning nood bestaat, dat onmiddellijke voorziening wordt „vereischt. „De gemeente wordt dan genoodzaakt binnen een „aan te geven termijn een zeker aantal woningen op te „richten en in stand te houden. „Maar de gemeente kan ook eigener beweging tot het „oprichten van noodwoningen overgaan volgens een bij „Koninklijk besluit goed te keuren plan. „In beide gevallen wordt in de kosten van aankoop „of onteigening en van het gereedmaken van den grond „en van het oprichten der noodwoningen uit 's Rijks „kas 90 bijgedragen. „Het is bekend, dat de woningnood in deze gemeente „zeer groot is. Dit blijkt vooral uit de omstandighekl, „dat tal van woningen, die in de laatste jaren onbewoon baar werden verklaard, niet kunnen ontruimd worden, „wijl de bewoners nergens anders een onderdak kun „nen vinden. „Om echter den omvang van den woningnood te leeren „kennen, is het houden eener woningtelling noodzakelijk. „Ook in de daaraan verbonden kosten kan waarschiin- „lijk uit 's Rijks kas eene bijdrage van ten hoogste „50 worden verkregen. „Het komt ons gewenscht voor, dat niet het uiterste „tijdstip wordt afgewacht, om voorbereidende maatre- regelen te treffen ter voorziening in den woningnood. „Voor de daaraan voorafgaande woningteilliïig, waar- „van de kosten worden geraamd op f 700.is het „noodig, dat de raad ons het vereischte crediet toesta.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 554