584
27 JULI 1918.
26. Schrijven van burgemeester .en wethouders, daarbij
aanbiedende eene circulaire van den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel, waarin het advies wordt
gerraagd, welke gedragslijn door de Regeering zou behooren
te worden gevolgd in zake het opslaan van aardappelen
voor winterprovisie, met verzoek daarover het gevoelen
van den raad te vernemen, ten einde den Minister met
deze zienswijze in kennis te stellen.
De heer BOGAARDT: Mijnheer de voorzitter. Tk wil
beginnen m t mijn dank te brengen aan burgemeester en
wethouders, dat zij deze circulaire van den Minister aan
bet oordeel van den raad beeft onderworpen. Dit wordt
door mij op prijs gesteld en met groote belangstelling heb
ik daarvan ken is genomen. Er is veel in het rapport,
wat ik zou kunnen onderschrijven.
Ik ben na zorgvuldig overwegen van een en ander
echter tot een heel andere conclusie gekomen als de leider
van het Distributiebedrijf.
Het zal mij daarom vergund zijn, mijnheer de Voorzitter!
de gronden mee te deelen, waarop ik tot een tegenover
gestelde conclusie kom. Ik wil beginnen als uitgangspunt van
mijn betoog te kiezen de circulaire van den Minister van
Landbouw zelf. Niet zonder bevreemding heb ik reeds in
de le alinea van de circulaire deze woorden gelezen„Het
is u bekend, dat het steeds een strijdvraag is geweest enz
Mijnheer de Voorzitter! ik heb met groote verbazing die
zinsnede gelezen. Het wil mij voorkomen, dat waar in de
beide afgeloopen jaren de distributie geheel van Rijkswege
is geschied, het geen strijdvraag kan wezen of aan de be
volking gelegenheid moet worden gegeven aardappelen op
te slaan, ja, dan neen. De klachten waai'toe de opslag van
aardappelen in de twee laatste jaren heeft geleid zijn terug
te brengen tot verschillende groepen en wanneer men ze
zou wiljen verzamelen, zooals ze die twee jaar zijn geuit
zoowel in gem. raden als in de pers, zou men krijgen een