I 27 JULI 1918. 585 zeer lijvig dossier. En het ergste van alles was, dat er aan het einde van ieder jaar steeds is geweest groot gebrek aan aardappelen, waarvan het gevolg is geweest relletjes, die dikwijls een treurigen, bloedigen afloop hadden. Mijnheer de Voorzitter! Waar de zaak zoo staat, lijdt het geen twijfel dat elke verandering van stelsel moet worden toegejuicht. Het stelsel heeft zichzelf reeds veroordeeldware het anders Mijnheer de Voorzitter dan had men niet behoeven te vragen of men aardappelen mocht opdoen, en een ander stelsel behoeven te volgen. Welk stelsel men ook toepasse, een tekort aan aardappelen zal er steeds zijn indien de regeering voortgaat met meer aardappelen uit te voeren als hier in Nederland gemist kunnen worden voor het gebruik. De praktijk heeft geleerd dat vele artikelen als bedorven moeten worden beschouwd. Bedorven voor de consumptie, bedorven voor de productie, bedorven voor den handel. Ik ben overtuigd Mijnheer de Voorzitter! dat de tegenwoordige omstandigheden bijzondere maatregelen vereischen maar ik ben ook een vijand van te ver getrokken Staatsbemoeienis. Ik zou voorbeelden kunnen aanhalen wat de distributie betreft, ik kan aanhalen de vleeschnood: terwijl in andere landen men heeft kunnen volstaan met vleeschlooze dagen wordt de Nederlandsche bevolking maandenlang zonder vleesch gelaten, terwijl om het belachelijke te doen zien van dezen maatregel, ik vermeld, dat er onder mijn ken nissen hier in Breda zijn, die regelmatig vleesch betrekken uit België. Mijnheer de Voorzitter! het is geen sprookje wat ik vertel, ik heb de douaneverklaringen gelezen en de bewijzen van inklaring. Mijnheer de Voorzitter ik zou meer kunnen aanhalen ik had het alleen noodig tot adsrructie van mijn betoog. .Tuist om te laten zien, dat waar het mogelijk is, men de Staatsbemoeienis niet moet doortrekken op een wijze zooals ze thans geschiedt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 585