27 JULI 1918.
586
Het wil me voorkomen, Mijnheer de Voorzitter, dat men
de distributie in andere banen moet leiden. Het stelsel van
dwang behoort plaats te maken voor meer vrijheid en
gemeen overleg en samenwerking met de lokale werkgevers
en organisaties. Aan deze organisaties moet meer zegging
schap worden verleend, m. a- w. het huidige autocratische
distributiestelsel zal moeten plaats maken voor een demo
cratisch stelsel, daarbij Mijnheer de Voorzitter, moet men
onderscheid maken, tusschen artikelen die de grond zelf
oplevert of de nijverheid en andere artikelen, waarvan de
aanvoer geheel afhankelijk is van het buitenland. Van de
laatste is rechtstreeksche distributie door het Rijk gewettigd,
maar voor de producten van eigen land zooals aardappelen,
kan zonder twijfel het stelsel van distributie geheel langs
andere banen worden geleid. Mijnheer de Voorzitter, ik
ben dan ook na rijpe overweging tot een geheel andere
conclusie geraakt. Ik wil erkennen dat voorzichtigheid in
acht moet worden genomen- De.productie van aardappelen
is niet verminderd na 1914, integendeel veel vermeerderd.
Overal heeft men er op gewerkt dat aardappelen zouden
worden verbouwd.
Mijnheer de Voorzitter! We leven wel in een eeuw van
krankzinnigheid waarin de volken elkaar vermoorden, maar
ik geloof niet dat die krankzinnigheid zoo ver heeft door
gewerkt dat ze moeder natuur ook geheel uit de lijn
heeft gebracht.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, ik erken erbij dat nu van
den voorraad een gedeelte af moet zooals terecht in het
rapport van den leider van het distributiebedrijf wordt
opgemerkt en moet worden bestemd voor verwerking in
het brood. Maar Mijnheer de Voorzitter dan blijft er toch
nog genoeg over om iedereen tevreden te stellen. Daarom
is het noodig dat er regelend te werk wordt gegaan. Ik
wil den Staat in deze het recht geven voor controle en van
leiding maar zooveel mogelijk de distributie laten in handen
van hen, die het beter doen dan de Staat zelf. In de eerste