27 JULI 1918.
594
Broos het voornaamste argument werd aangehaald, stem
men opgegaan, die hebben geroependat is niet mogelijk,
maar, Mijnheer de Voorzitter! het is door de feiten zelf
bewezende Minister heeft de broodkaartperiode expres
van 14 op 7 dagen gebracht, juist, omdat het op den den-
of lOen dag was opgegeten. De menschen eten eenvoudig
onoordeelkundig, daar is niets aan te doen. En dat is bij
mij het hoofdargument geweest, dat de menschen, niet over
den wilskracht beschikken, om wanneer ze honger lijden,
toch niet meer te nemen.
Mijnheer de Voorzitter! De kwestie van de gelijke ver
deeling is ook een van de hoofdargumenten geweest om
afwijzend te advisoeren.
Het is niet meer dan biliijk, dat elk inwoner van Neder
land juist zooveel krijgt als een ander en dat is met dit
systeem van opslag niet mogelijk. De Minister zegt zelf
ik kan niet garandeeren, dat degenen, die geen opslag
krijgen niet te zijner tijd tekort zullen komen. En zijn hier
indertijd stemmen opgegaan uit de vergadering over de
inneming van bons voor de Centrale keuken. Laten die
zelfde heeren eens zeggen of mijn argument niet juist is,
dat gelijkheid van verdeeling in de eerste plaats aanwezig
moet zijn.
Mijnheer de Voorzitter! Ik ben van meening, dat, wanneer
de Minister zorgt, dat we voor den vorstinval op tijd aard
appelen krijgen, zooals we die het vorige jaar ook gehad
hebben.
De heer FEBER: Ik ruik ze nog!
De heer CRAMERUSDaar is niet één van bedorven
De heer FEBER: Nog een paar weken geleden zijn 7
wagens in de wei gebracht.
De heer CRAMERUSIk moet U ten sterkste tegen
spreken, dat van den voorraad reserveaardappelen die ons