27 JULI 1918. 600 hij gezegd. Daarop heb ik gezegdde heer B ogmans bedankt er voor, om op die wijze geholpen te worden. De VOORZITTER: Alvorens over te gaan tot stemming wil ik een ding in 't midden brengen en dat is dit, dat de raad de verantwoordelijkheid draagt van het advies aan den Minister, want de raad komt dan in een heel eigen aardige positie tegenover de distributie te staan. Burgemeester en wethouders zijn het, die de distributie uitvoeren, en nu moeten de lieeren niet vergeten, dat er in den loop van den volgenden winter honderden menschen kunnen komen, die zeggen de voorraad is op, en burge meester en wethoudere moeten zeggen we hebben geen voldoende voorraad en dan zou ik wel eens willen vragen, hoe er gehandeld moet worden. Moet van het kleine rantsoen, voor de menschen, die geen opslag hebben gehad daarvan nog de helft afgaan voor de anderen, die langen tijd teveel gegeten hebben. Dat moeten wij niet vergeten. Ja, mijnheer B o g a a r d t, wanneer de boel op is bij de een, moet hij bij den ander komen, die nog wat heeft om aan het eten te blijven. De heer BOG AARDT: U begrijpt de strekking van mijn voorstel niet. De VOORZITTER: Ik snap de strekking van Uw voorstel buitengewoon goed. Ik begreep het, toen het aanvankelijk kwam met 3 categorieënverbouwen, coöperatie en hotels, maar toen U de particulieren erbij ging voegen, als 4de categorie, heb ik gevraagd, waarom splitst u het menschdom in 4 categorieën, want ze vallen er allemaal onder. Dan had IJ net zoo goed kunnen zeggenik geef iedereen de gelegenheid. De heer BOGAARDT: Mijnheer de Voorzitter! Het is niet juist. Ik kan niet terugkomen op de beraadslagingen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 600