28 JANUARI 1918. 59 „lingen ten behoeve van de kleinhandelaren, zorgde „voor de afrekening en had toe te zien, dat de gestelde „maximumprijzen niet werden overschreden. „Toen in den loop van 1916 de distributiewet tot „stand kwam, waardoor de zorg der gemeentelijke „overheid eene geheel andere phase intrad, hetgeen „de instelling van een afzonderlijk bedrijf voor de „levensmiddelenvoorziening tengevolge had, werd aan „het hoofd van dat bedrijf een leider aangesteld, „terwijl de heer van der Laan als administrateur „daaraan verbonden bleef. „De heer van der Laan beroept er zich in zijn „adres op, dat hij in het tijdvak, aan de instelling „van een afzonderlijk bedrijf voorafgaande, alzoo van „15 Juni 1915 tot omstreeks 15 October 1916, niet „minder dan 1500 uren zou hebben overgewerkt. „Wij moeten dit beslist tegenspreken. „Afgezien van het feit, dat op de secretarie ook „de heer van der Laan was destijds secretarie- „ambtenaar meermalen buiten de gewone kantoor uren wordt gewerkt, wanneer de aard der werkzaamheden „zulks medebrengt, zonder dat hiervoor afzonderlijke „belooningen worden toegekend en de mogelijkheid „niet is uitgesloten, dat ook de heer van der Laan „nu en dan op andere dan de gewone kantooruren „dienstpraestaties zal hebben te vervullen gehad, is „het eenigszins absurd te noemen om te spreken van „1500 overuren. Over een tijdvak van 68 weken zou „dat gemiddeld ruim 22 uren per week hebben bedragen. „Waar aan andere secretarie-ambtenaren wegens „enkele werkzaamheden buiten de gewone kantooruren „geene extra-belooningen worden toegekend, vinden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 59