27 JULI 1918. 007 De VOORZITTER: Mij dunkt, dat liet geen bezwaar kan zijn, omdat de gemeente bet altijd in de band zou hebben om de tijdelijke waarneming op te heffen. De heer HORNIX: Dat is theorie! Ik vind het billijk, dat hot sa aris niet hooger is dan hij zou genieten wanneer hij alleen directeur was. De heer LIJDSMAN Zoover ik den heer Elich ken, zal hij wel trachten zoo gauw mogelijk uit den dienst te komen. De VOORZITTER: Bovendien,' het komt van twee kanten. De basis van een rijks- en gemeentebetrekking behoeft geen basis te zijn voor eene nieuwe benoeming. Burgemeester en wethouders hebben zich op bet stand punt gesteld, dat ze hebben gevraagd, wat hem toekwam. De heer HORNIX: Ik heb geen bezwaar maar ik wilde deze opmerking maken. De heer CERUTTI: Naar aanleiding van deze bespre kingen valt mij in, dat het salaris van den adjunct-directeur van openbare werken bij de tractementsregeling niet is geregeld. Is de lange vacature van den directeur, en het feit, dat de directeur het maar tijdelijk kan waarnemen, geen aanleiding om hem meer salaris te geven? De heer FEBER: Mijnheer de Voorzitter! Ik verzoek aanteekening dat ik aan dit besluit van den Raad niet heb meegewerkt. Zonder verdere bedenking wordt besloten conform het voorstel des voorzitters. B. Verslagen. 1. Door den heer BOGAARDT wordt namens de com missie, belast geweest met het onderzoek der rekening van het Oude-Mannenhuis over 1917, gerapporteerd, dat zij die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 607