28 JANUARI 1918. 63 zoodat de bezoldiging van den heer van der Laan niet te gering was. Het aantal van 1500 overuren, zooals de heer van der Laan aangeeft, noemt spreker ridicule. Boven dien zegt hij niet, hoeveel uren hij gewandeld heeft tijdens de heer van der Meer met de leiding van het bedrijf was belast. Spreker meent, in het welbegrepen belang van den heer van der Laan, den raad te moeten verzoeken niet verder op de toekenning eener gratificatie aan te dringen, wijl hij zich anders verplicht zal zien tot het doen van mededeelingen, die voor adressant be zwarend zijn. De V OORZITTER betreurt het, dat de heer Cramerus dit gezegd heeft. Dergelijke mededeelingen kunnen alleen in eene besloten vergadering worden toegelaten. Tegen het voorstel van den heer G r u i j s bestaat bezwaar. Het salaris was destijds zeker voldoende. Het is niet mogelijk om voor iedere uitbreiding van werkzaamheden steeds verhooging van salaris toe te staan. Dan zouden burgemeester en wethouders nog al eens met voorstellen moeten komen, ook voor de secretarie-ambtenaren. Een groot bezwaar is het ook, om aan een tijdelijk ambtenaar eene belooning toe te kennen voor gemaakte overuren, die men niet geeft aan vaste ambtenaren. Deze laatsten zouden er dan allereerst aanspraak op kunnen maken. De heer FEBER vraagt, of de heer van derLaan tijdens de eerste periode ook eenige financiëele ver antwoordelijkheid had en of hij toen met geld omging.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 63