646 3 SEPTEMBER 1918. De VOORZITTER Het was de bedoeling van burge meester en wethouders om overeenkomstig het voorstel van den Directeur van Openbare Werken de huur eenigszins te verhoogea en toen heeft daarop de betrok ken persoon meegedeeld, dat hij onmogelijk meer zou kunnen betalen in deze slechte tijdsomstandigheden. De heer CERUTT1 Boerenmanieren De VOORZITTER In vergelijking met de huur, die betaald wordt voor andere gemeentegronden. Hij zegt de grond, dien ik bebouw heeft ongeveer dezelfde op- brengstwaarde als de andere gronden van de gemeente en wanneer ik zie wat die betalen De heer CERUTTI Zeker, dat zlijn allemaal oude pachters. Ik geloof, dat particulieren ook wel hoogere huren eischen en bovendien, we hebben een antecedent in de bovenwoning van de Boterhal. Als U ziet, hoe duur de groenten zijn, is die tuingrond het dubbele waard. Ia 't financieel belang mag men ook wel wat doen voor de gemeente. De VOORZITTER Zeker, dat waren we van plan, maar we meenden ook rekening te moeten houden met de inderdaad gegronde opmerkingen van den pachter zelf. Bij onderzoek is de grond slecht gebleken en ook het huis is abominabel slecht. De heer VAN DIJK Ik heb ook eens gekeken, en ik vind da', het veel te min is. Het land stond er goed bij, en ik vind den prijs veel te laag, vooral in de te genwoordige omstandigheden. De heer CERUTTI Maken burgemeester en wethou ders bezwaar het openbaar te verhuren De VOORZITTER Neen, daar is geen bezwaar tegen maar het is wel gebruikelijk dat, wanneer iemand huurt, het onderhands gecontinueerd wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 646