28 JANUARI 1918.
65
den accountant ziet, dat er onvoldoende werk is gele
verd, dat de cijfers verkeerd en de administratie in
verschillende deelen onvolledig is, daar is dit eene
aanleiding te meer, om de gratificatie niet te verleenen.
De heer CERUTTI vraagt, of de administratieve
fouten geen gevolg kunnen zijn van overdrukte en
te weinig personeel.
De heer BROOS zegt, dat hij dit moeielijk kan
beoordeelen, doch vindt het onaannemelijk dat de
heer van der Laan 1500 overuren zou gemaakt
hebben.
Eene gratificatie moet worden gegeven aan iemand,
die zich op bijzondere wijze heeft onderscheiden. Van
het eerste oogenblik af, dat de heer van der Meer
als leider van het bedrijf is opgetreden, heeft de heer
van der Laan een briefje overgelegd van dr.
Bossers, dat hij wegens ziekte zijne functie niet
kon vervullen, ofschoon hij wel gelegenheid vond om
met zijn meisje te gaan schaatsenrijden en lange
wandelingen te maken. Dat heeft een tijd lang ge
duurd en telkens kwam er eene verklaring van den
geneesheer. In al dien tijd heeft de heer van der
Laan niet gewerkt en toch zijn volle salaris genoten.
De heer BOSSERS ontzegt den heer Broos het
recht, om eenige controle uit te oefenen op de ver
klaringen, door hem als medicus afgegeven. De heer
van der Laan had van spreker eene verklaring,
dat hij niet mocht werken.
De heer BROOS zegt, dat hij geene aanmerking
heeft willen maken op het geneeskundig certificaat.