28 JANUARI 1918.
De heer SMITS voorziet, dat de termijn van één
jaar, waarvoor de ontheffing volgens het voorstel zal
worden verleend, te kort is in verband met de huidige
tijdsomstandigheden en mogelijke plannen van adressant
met betrekking tot den herbouw zijner fabriek. Spreker
zou daarom in overweging willen geven de ontheffing
voor hoogstens twee jaar te verleenen.
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat bij burge
meester en wethouders hiertegen geen bezwaar bestaat.
De heer BOSSERS vraagt, of het de bedoeling is,
dat de schoorsteen hooger den 7 meter zal worden
opgetrokken. Spreker vraagt dit omdat in de buurt
herhaaldelijk zeer veel hinder wordt ondervonden door
den stank, die uit de fabriek voortkomt. Als de schoorsteen
ook gassen afvoert, is het wel noodig daartegen maat
regelen te nemen.
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat blijkens
een rapport van ambtenaren, die daaromtrent herhaal
delijk een onderzoek hebben ingesteld, de oorzaak van
die stankverspreiding is gelegen in den gebrekkigen
moffeloven
De heer BOSSERS meent toch, dat de stankver-
wekkende gassen met den rook naar boven gaan. Er
zijn daar twee fabrieken van den zelfden aard en de
beide eigenaren geven elkander de schuld van het
veroorzaken van stank.
De heer ZIJLMANS zou toch dienaangaande voor
schriften willen geven. Spreker meent dat het niet
68