730
21 OCTOBER J 918.
4 uren, het tijdstip waarop de hoornen in het schip
zijn geladen.
Daaruit blijkt dat de Commissaris van Politie zelfs
ov :r dag het gevaarlijke van den toestand inzag. Aan
mijn verzoek, mijnheer de Voorzitter, hebt U welwillend
voldaan om U persoonlijk van den toestand te komen
overtuigen en ik doe een beroep op Uw waarheids
liefde of U zelf niet hebt geconstateerd, dat het ver
keer op den weg belemmerend en dus gevaarlijk was.
En nu zegt de gemeente-advocaat in zijn advies
„dat de gemeente niet civiel-rechterlijk aansprakelijk
„is, wil niets anders zeggen, dan dat de gemeente niet
„verplicht is de schade te vergoeden, niets verschuldigd
„is aan Dr. Batenburg''. Daaruit vloeit z.i. voort, dat
het gemeentebestuur niet gerechtigd is uit de gemeente
kas eene schadevergoeding aan Dr. Batenburg te
betalen.
Die redeneering is geheel in strijd met de praktijk
van ons gemeenterecht.
't Is immers reeds meermalen voorgekomen dat de ge
meente een benadeelde tegemoet komt in de geleden
schade, zonder ertoe wettelijk verplicht te zijn. Ik denk
hierbij aan het ongeval, met doodelijken afloop, over
komen in Mei 1917 aan den agent van politie H.
Wenting die vermoedelijk slapende is te water geraakt.
Deze man was niet in vasten dienst der gemeente aan
gesteld en zijne weduwe miste dus het recht op pen
sioen. Toch voelde het gemeentebestuur dat het niet
aanging die weduwe zonder meer weg te sturen en
kende haar eene uitkeering in eens toe van f. 500.
Maar nog sterker bewijs dat de gemeente-advocaat
dwaalt in zijn bewering, dat het gemeentebestuur niet
gerechtigd is uit de gemeentekas een schadevergoeding
toe te kennen bij niet civiehrechterlijke aansprakelijk
heid, levert ons de gemeenteraad van Amsterdam, die
in zijne vergadering van den 12 Juli 1918 besloten