21 OCTOBER 1918. 731 heeft om aan een groot aantal ingezetenen schade vergoeding te verleenen in verband met de in die gemeente plaats gehad hebbende ongeregeldheden. Die uitkeeringen zijn verleend omdat geconstateerd was dat de politie, als orgaan van de gemeente, o.a. ook verzuim had gepleegd. In de notulen van dien raad van 12 Juli 1918 lees ik „Anders staat de zaak naar de meening van den „gemeente-advocaat, waar het betreft de gediagingen „van de dienaren van politie. Volgens de thans te on- „zent geldende rechtsleer kan ook een publiekrechtelijk „lichaam onrechtmatige daden plegen. „Waar die zelf „niet handelt" aldus Mr. Kappeyne, zullen onrecht- matige daden of verzuimen waarvoor het aansprake- „lijk is, alleen verricht of gepleegd kunnen zijn door „personen die deel uitmaken van de overheid of namens „haar optreden. Algemeen wordt door de jurisprudentie „van den lateren tijd aangenomen, dat het publiekrech telijk lichaam aansprakelijk is voor de onrechtmatige „daden of verzuimen zijner organen, omdat het geacht „wordt, die daden zelf te hebben verricht. „Na eene uitvoerige bespreking van de jurisprudentie „op dit stuk, geeft Mr. Kappeyne als zijne meening te „kennen, dat ambtenaren, die namens de gemeente „krachtens haar overheidsgezag dwingend optreden, dus „ook de agenten, die haar politierecht uitoefenen, als „organen der gemeenten zijn aan te merken en dat „de gemeente derhalve voor onrechtmatige daden of „verzuimen van die beambten aansprakelijk is". Wanneer men nu dit advies van den Amsterdam- schen gemeente-advocaat en dat van onzen rechtsge leerden raadsman naast elkander legt, hetgeen zeer gevoegelijk kan, daar de onderwerpelijke zaken zoo ze al niet hetzelfde zijn, toch zeer vele analoge punten vertoonen, dan moet men toch tot de conclusie komen, dat ze een groote afwijking vertoonen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 731