732 21 OCTOBER 1918. Waar onze advocaat niet alleen de civiele, maar zelfs de moreele aansprakelijkheid verwerpt en bovendien nog de bevoegdheid van de gemeente om schadeloos stelling te verleenen, ontkent, daar meent de Amster- damsche rechtsgeleerde, dat de gemeente volgens de geldende jurisprudentie wel degelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor verzuimen door een harer organen, in casu de politie, opgelegd. En dat hier als vaststaande mag worden aangemerkt dat door de politie een verzuim is gepleegd, blijkt uit de disciplinaire straf den betrokken politieagent op gelegd. Waar nu de gemeenteraad van Amsterdam èn op grond van het rechtsgeleerde advies èn op billijkheidsover wegingen de diverse getroffenen bij de ongeregeldheden eene schadeloosstelling heeft toegekend, daar is het, naar mijne meening, onverdedigbaar indien onze Raad den heer Batenburg de geleden schade niet ten volle zou vergoeden. Ik handhaaf dus mijn voorstel en ik vertrouw, dat de Raad, op de door mij ontwikkelde gronden van bil lijkheid en rechtvaardigheid daarmede ten volle zal instemmen. De VOORZITTER wijst erop, dat het van de zijde van den heer C e r u 11 i niet erg consequent is, zich te beroepen op Mr. Kappeijne van de Capello, waar hij eerst zeide van meening te zijn, dat een jurist niet te oor- deelen had over de moreele zijde van de kwestie. Verder heeft de heer C e r u 11 i zich beroepen op den Commissaris van Politie, een man die ook het recht moet hand haven en dus ook de zaak niet van de moreele zijde zou hebben te bezien. Ook spreker heeft dit over de kwestie zelf zich de vraag gesteld, of de gemeente niet moreel ver plicht was de schade te vergoeden en juist daarom uitvoerig advies van den stadsadvocaat gevraagd, over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 732