832 14 DECEMBER 1918. 23. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der verordening, rege^nde het verhaal der pensioensbijdragen van gemeente-ambtenaren, luidende als volgt „De verordening tot regeling der bijdragen van de „gemeente-ambtenaren, in verband met de Pensioenwet „en de Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 „(Gemeenteblad No. 231, sub B), bepaalt in artikel 1 „In alle gevallen, waarin de gemeente bijdragen ver schuldigd is voor den inkoop voor pensioen "van in „haren dienst als gemeente-ambtenaar of tijdelijk ge beente-ambtenaar doorgebrachten tijd, zal door haar „verhaal op den betrokken ambtenaar plaats hebben tot „bij de wet gestelde grenzen. „Het verhaal heeft niet plaats over den tijd, vóór 1 „October 1913 bewezen, gedurende welken door den be srokken ambtenaar reeds aan de gemeente of aan het „gemeentelijk pensioenfonds voor pensioen mocht zijn „bijgedragen." „Deze bepaling geeft in de praktijk aanleiding tot „groote onbillijkheden, hetwelk uit het volgende zal „blijken. „De gemeente Breda heeft indertijd afgelegd de ver klaring als bedoeld bij artikel 68 der Pensioenwet voor „de gemeente-ambtenaren 1913, waardoor de gemeente „zich heeft bereid verklaard van de pensioenen, die „ingevolge deze wet door de op 1 Mei 1913 in dienst „zijnde ambtenaren zullen worden genoten, de gedeel ten voor den tijd, in haren dienst doorgebracht, ijaar- „lijks vóór 1 Juli aan het Rijksfonds uit te keeren. „Het voordeel aan het afleggen dezer verklaring ver konden bestond hierin, dat de gemeente niet verschul digd was de bijdrage voor den inkoop van dienst- „tijd vóór 1 October 1913 ingevolge artikel „63 der meergenoemde wet. „Ook is de gemeente voor deze ambtenaren thans „niet verschuldigd de bijdrage voor eigen pensioen voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 832