836 14 DECEMBER 1918. liet publiek op touw te zeiten. De oprichting van de burgerwacht is door een groot deel van de burgerij op recht toegejuicht, maar spreker betwijfelt, of ze nood zakelijk was politie en militair gezag zouden, zoo noo- dig wel hebben ingegrepen. Dit is dus volgens spreker geheel een kwestie van de personen, die zich in deze moeite hebben gegeven zoodat het op hun weg ligt, het geld zelf bijeen te brengen. In hoeverre het een kwestie was van een houding aannemen tegenover een of andere politieke partij, laat spreker in 't midden wel heeft spreker van bevoegde zijde uit de partij, waartegen het aanvankelijk een beetje bedoeld was, de verklaring, dat het nooit of te nimmer de bedoeling is geweest eenige revolutionnaire bewe ging tot stand te brengen. De heer VAN IERSEL Dat hadden ze vroeger moe ten zeggen. De heer MOLL betoogt, dal de oprichting der burger wacht niets met een feestelijkheid te maken had. Spreker herinnert aan wat 11 November door den heer Heykoop te Rotterdam is gezegd. Ep wat door mr. Troelstra in de Kamer gezegd is, was voor de ordelievenden meer dan voldoende om een burgerwacht op te richten ter handhaving van de orde. De heer FEBER stelt voor de politiek buiten de raads zaal te laten. De heer GRUIJS zou meer vertrouwen hebben gehad in de stemming van de burgerij. De VOORZITTER Dat moet men niet afwachten. De heer BOSSERS vraagt, of bij eventueele oprich ting van een veiligheidsdienst (tegen diefstal) burge meester en wethouders ook de onkosten zouden willen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 836