844 14 DECEMBER 1918. De heer HORNIX sluit zich bij den heer Smits aan. Ook spreker zou het pro en contra in den breede onder de oogen willen zien. Met het oog op de urgen- tie van deze zaak wil spreker zich echter neerleggen bij het prae-advies. De heer GRUIJS heeft al laten blijken, dat zijn be doeling heelemaal niet was zich te verzetten tegen het in overdracht geven van dit groote perceel, maar om zoo mogelijk nu den grond over te dragen en later over de kwestie van overdracht of erfpacht te beslis sen. Kan dit niet meer, dan zal spreker met hei voor stel meegaan, vooral, waar de grond tegen kostprijs wordt gegeven en er geen zaakje van gemaakt wordt. Spreker wil voorts nog vragen, aan wie het wordt overgelaten, hoe de inrichting en het uitwendige van de woningen zal zijn, en of het schoonheidsgevoel daar in zal meespreken. De VOORZITTER zegt, dat de plannen later in den Raad komen. De heer GRUIJS vindt dat het een rechte boel is, maar de teekeningen te oordeelen en er niet veel aesthetisch schoon aan is. Men moet er iets moois van maken, vindt spreker. Is er ook aan gedacht, vraagt spreker, dat er huizen bij moeten zijn voor groote ge zinnen Als er geen bovenwoningen mogen zijn, be grijpt spreker niet hoe dat moet gaan. De VOORZITTER antwoordt dat er enkele huizen zijn met bovenkamers. De heer GRUIJS spreekt nog de hoop uit, dat de Inspecteur van de Volksgezondheid ook voor midden standswoningen de bovenwoningen zal afkeuren. De VOORZITTER zegt, dat het Rijk die voorwaar de aan de voorschotten verbindt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 844