14 DECEMBER 1918, 845 De heer CERUTTI zegt, dat het hem getroffen heeft, dat burgemeester en wethouders niet hebben overge nomen het voorstel van den directeur van openbare werken, en de bouwcommissie, die hun betoog vooral daarop gronden, dat het een breede verkeersweg is, waaraan nu aan de eene zijde hooge, aan de andere lage gebouwen komen. Wanneer men den Inspecteur van de Volksgezondheid onder het oog brengt, dat de Raad bovenwoningen wenscht, dan zal hij het uit een schoonheidsoogpunt wel toeslaan. Kan men dien amb tenaar niet onder het oog brengen, dat hij wel toestem ming heeft gegeven voor de Oranjeboomstraat De heer MOLL merkt op, dat het een andere inspec teur was de tegenwoordige, de heer Zoetmul ders wil absoluut niet van bovenwoningen weten. De heer HORNIX wijst erop, dat de rente, die vanaf het oogenblik van aankoop op den koopprijs valt, niet zoo klein is, dat ze verwaarloosd mag worden, zoodat de grond eigenlijk niet tot den kostenden prijs wordt verkocht. De VOORZITTER zegt, dat dit wel gecompenseerd wordt, waar de gemeente het beste deel voor zich houdt. De heer GRUIJS vraagt, hoe het met zijn motie staat: de bedoeling daarvan is ook, dat de Raad een veror dening verlangt voor algemeene erfpachtsvoorwaarden. Als men bij iedere kwestie opnieuw moet denken over de voorwaarden, is hel lukraak, of ze goed zijn. De heer BROOS draait de zaak om en vraagt, wat men aan een verordening heeft, wanneer men toch niet in erfpacht uitgeeft. De heer SMITS verlangt geen stemming, maar ver bindt daaraan de voorwaarde, dat nog al het mogelijke wordt gedaan om den heer Zoetmulder te be keer en.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 845