27 DECEMBER 1918. 903 honoraria, eindelijk te geven wat noodig was voor een waardig korps voor Breda. Zooals het tot heden heeft bestaan, is het een schande voor Breda. Spreker zou het uit een historisch oogpunt betreuren, wanneer men, het standpunt innemende van den heer Broos, het korps zou afschaffen, want het is het laatste, wat is blijven bestaan van de Schutterij. Met het idee van den heer Broos, subsidieeren van particuliere vereenigingen, kan spreker niet meegaan. De heer BROOS Ik heb geen subsidie voorgesteld. De heer CRAMERUS zegt, dat ieder wel overtuigd zal zijn, dat hij het vereenigingsleven een goed hart toedraagt, maar hier heeft men te maken met het gemeentebelang en dat eischt, dat het korps blijft be staan. Door de militaire feesten e.d. is Breda aange wezen op een eigen korps, en niet door een troep muzikanten, de één met een strooien, de ander met een hoogen hoed. Wanneer men particuliere vereenigingen subsidieert, zullen binnen korten tijd een veel groote aantal van die vereenigingen ontstaan, die dezelfde rechten zouden hebben, en als dan de subsidie in Januari wordt uit betaald, doeken ze in Maart de vereeniging weer op. Daarentegen staat bij een stedelijk korps elk lid indivi dueel onder de bevelen van Burgemeester en Wethou ders, en moet elk lid onmiddellijk verschijnen en wordt hij beboet, als hij niet komt. Spreker is het verder niet met den heer Broos eens, dat f 5000 een lapmiddel ismen heeft niet noodig hoogstaande muziek, maar muziek voor het volk. Spreker is het niet eens met den heer G r u ij s, dat de volksontwikkeling zoo hoog staat, dat ze zware muziek, als door het Bossche orkest wordt gegeven, kunnen genieten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1918 | | pagina 903