27 DECEMBER 1918.
945
Aangezien over dit voorstel de stemmen staken en
de raad niet voltallig is, wordt het tot eene volgende
vergadering aangehouden.
Artikel 5. Presentiegelden der leden van
den Raad.
De wenschelijkheid werd betoogd dit presentie
geld te verhoogen, wijl er leden zijn, die tot het
waarnemen der functie van raadslid meer verlies lijden
door verletten tijd dan het- presentiegeld bedraagt.
ANTWOORD
Ons college kan niet aannemen, dat er leden zijn,
die door de waarneming dier functie, tengevolge van
verletten tijd, meer geldelijk verlies lijden,, dan het
presentiegeld bedraagt.
Verhooging achten wij niet noodig.
De post wordt hierop goedgekeurd.
Bij hoofdstuk II afdeeling I artikel ti dient de heer
SCHRAUWEN een motie in, waarbij burgemeester en
wethouders worden uitgenoodigd de salarissen van alle
werklieden en ambtenaren in dienst der gemeente, ten
spoedigste te herzien.
De VOORZITTER acht behandeling van deze motie
thans een onmogelijkheidbij de vorige hoofdstukken,
was daartoe voldoende gelegenheid.
De heer SCHRAUWEN meent, dat toen voor het
in stemming brengen van zijn motie geen gele
genheid was.
De heer CERUTTI merkt op, dat in de motie sprake
is van een handig gebruik maken door B. en W. van