940
27 DECEMBER 1918.
het voorstel. Maar het betrof geen salarisregeling, doch
een duurtetoeslag. Het eene houdt wel degelijk verband
met het andere. Spreker acht deze motie overbodig indien
B en W. in principe verklaren bereid te zijn in deze
leemte te voorzien. Is dit niet het geval, dan hoopt
spreker, dat deze motie gesteund zal worden.
De VOORZITTER wil alsnog gelegenheid geven latei-
op de motie terug te komen.
De heer MOLL wenscht deze motie thans behandeld
te zien, in verband met Art. 2B. Het salaris van den
minderen ambtenaar moet op het oogenblik voor een
gedeelte herzien worden. B. en W. zeggen dat dit niet
noodig is Spreker ondersteunt de motie.
De VOORZITTER meent, dat deze aangelegenheid
niet bij de begrooting thuis behoort. Deze motie kan
later aan de orde worden gesteld.
Den heer GRUIJS spijt het, dat deze motie niet is
ingediend bij het laatste punt der Algemeene Beschou
wingen. Op zijn vraag omtrent salarisherziening, heeft
hij tot antwoord gekregen, dat voorstellen voor een
algemeene herziening nog niet zijn ingediend en dat
B. en W. nog altijd op het standpunt staan, den
vorigen keer door hen ingenomen, dat de salarissen
dienen aangevuld te worden door een duurtetoeslag.
Dit was de eenige manier, om de menschen aan meer
loon te helpen, dan waarop zij recht hebben. De loonen
dienen echter met 80 a 90 te worden verhoogd
willen zij op de norm komen, waarop zij in 1914
stonden. Dit zijn ze bij lange na niet. B. en W. zeggen
nu wel, de loonen zijn pas herzien, maar dit doet er
niets toe, 't is noodzakelijk dat de loonen nog eens
herzien worden. Spreker heeft bij de laatste herziening
van de loonen en salarissen van de ambtenaren en het