958
27 DECEMBER 1918.
ANTWOORD
Zoolang in deze gemeente geen abattoir bestaat, kan
de aanstelling van een veearts tot keurmeester van vee
en vleesch geen voldoend effect sorteeren.
De heer GRUIJS merkt op, dat burgemeester en wet
houders in hunne memorie van antwoord zeggen
„Zoolang in deze gemeente geen abattoir be-
„staat,kan de aanstelling van een veearts tot
„keurmeester van vleesch en vee geen vol
doend effect sorteeren."
Nu meent spreker, dat het aanstellen van een vee
arts eigenlijk noodzakelijker is, dan het bouwen van
een abattoir.
De heer BOSSERS vraagt, of er thans geen veearts
meer noodig is. Er is er toch een geweest.
De VOORZITTER zegt, dat deze maar tijdelijk was
aangenomen op aanschrijving van den minister.
De heer BOSSERS vraagt, waarom er dan nu mee
opgehouden is.
De VOORZITTER antwoordt, dat de heer Van Bu
ren eenvoudig aangesteld was bij beschikking van
den Minister van Landbouw bij de uitvaardiging van
de eerste vleeschdistributie. Deze is thans afgeloopen.
Burgemeester en wethouders vonden handhaving van
een veearts overbodig en deze heeft zijn taak weer neer
gelegd. Thans wordt de keuring verricht door de keur
meesters der gemeente.
De heer KANTERS zegt, dat door een veearts hem
verklaard is, dat de in dienst cler gemeente zijnde
keurmeesters zeer goed voor hun taak berekend zijn.
Het vleeschkeuren is een speciaal vak en dit verstaan
zij heelemaal.
De heer BOSSERS wil aannemen, dat de keurmees
ters voor hun werk geschikt zijn. Maar beter acht hij
het een veearts aan te stellen, die er ook een speciaal