27 DECEMBER 1918-
963
De heer GRUIJS meent, dat het niét op den weg
van Breda ligt, daaraan iets te doen. Laat men eens
met de desbetreffende gemeenten correspondeeren, mis
schien dat er dan onderling iets kan gebeuren voor
deze lieden. Ook spreker is er van overtuigd, dat daar
een heidensche toestand bestaat.
De VOORZITTER merkt op, dat de medewerking van
de aangrenzende gemeenten zeer treurig te noemen is.
De heer BOGMANS sluit zich volkomen aan bij het
geen de heer Z ij 1 m a n s gezegd heeft. Spreker ver
zoekt burgemeester en wethouders hunne aandacht te
willen vestigen, speciaal op de Spoorstraat en den Nij
verheidsingel. Onverschillig wat er gedaan wordt, ver
betering moet er komen, hetzij door ophooging of wat
dan ook.
De VOORZITTER zegt toe, rekening te zullen houden
met de gemaakte opmerkingen. Thans is er te weinig
tijd, om verder op de vraag in te gaan. Indien de heer
Z ij 1 m a n s beweert, dat er wel materiaal te krijgen
zou zijn, laat hij dan de adressen opgeven.
De heer ZIJLMANS kan maar niet aannemen, dat de
veronderstelling van burgemeester en wethouders juist
is, dat er heelemaal geen materialen te verkrijgen zou
den zijn ff oen de heer Kluft destijds de bestrating
van de Koninginnestraat naar voren bracht was er nog
geen sprake van materiaalgebrek. Overigens ligt het
niet op ziin weg adressen van leveranciers op te geven.
Dat moet ..Gemeentewerken" doen.
De VOORZITTER zegt, dat deze er genoeg moeite
voor hebben gedaan.
De heer BROOS merkt op, dat voor de bestrating
van de Willemstraat ook de keien niet te krijgen zijn.
De heer ZIJLMANS wenscht evenals ten vorigen jare
burgemeester en wethouders te verzoeken, verandering
te brengen in het verkeer over de singels. Waarom is