27 DECEMBER 1918.
De heer VAN IERSEL vraagt, of er niets aan te doen
is, dat de paarden der gemeente-reiniging aan onder
voeding dood gaan.
De VOORZITTER zegt, dat als men geen voedsel heeft,
men het ook niet geven kan. Er wordt echter alles ge
daan om voedsel te verkrijgen. De paarden van parti
culieren zien er ook niet zoo goed uit. Op aandrang
van burgemeester en wethouders is weer wat haver
gekregen.
De heer BOSSERS acht het aanschaffen van een eigen
hoefstal voor de gemeentereiniging niet noodig.
De heer BROOS wjst op het groote belang dat de
gemeente heeft bij een eigen hoefstal. De gemeente
reiniging ligt een aardig eind van de gemeente af
en men is een half uur kwijt, voordat men den hoef
smid bereikt. Daarbij komt nog een ander groot voor
deel. In haar eigen smederij kunnen ook de reparaties
aan het tuig der paarden, enz. worden verricht. Deze
reparaties kosten de gemeente thans heel wat geld.
Daarom acht spreker het in het belang der gemeente,
indien er een eigen smederij komt.
De VOORZITTER zegt, dat dezer dagen wel derge
lijke voorstellen te verwachten zullen zijn.
De heer BOSSERS vraagt of thans niet de tijd ge
komen is, een eigen weegbrug aan te schaffen. Men
hoort tegenwoordig zooveel van fraudes met karren mest
die kolossaal ingestampt zijn enz., dat spreker gaarne
zou zien, dat aan de begrooting een memoriepost werd
toegevoegd tot aanschaffng van een weegbrug. Deze
weegschaal zou dan ook dienst kunnen doen om andere
voorwerpen te wegen.
De VOORZITTER wenscht dit plan wel in overweging
te nemen. Temeer daar dan deze weegbrug ook voor
de groenteveiling dienstig is. Naar de kosten van zoo'n
weegbrug zal worden geïnformeerd.
Zonder verdere bedenking worden de betrok
ken posten hierop goedgekeurd.