4 MAART 1920. 109 De VOORZITTER merkt op dat naar aanleiding van be sprekingen met den voorloopigen adviseur gebleken is, dat geen exploitant voor deze lijn te vinden zal zijn. De heer ZIJLMANS: Er is dus gezocht? De VOORZITTER zegt dat er alle aandacht aan is be steed en wijst er verder nog eens op, dat het plan slechts voorloopig is en dat wanneer de omstandigheden zulks toelaten later meerdere lijnen kunnen worden geëxploiteerd. Men moet echter thans het bedrijf niet overbelasten. Vrucht dragend zal het toch wel niet worden. De heer KORTEWEG vraagt of de door hem genoemde verbinding niet gedurende een half jaar te probeeren was. De VOORZITTER zou liever andersom willen handelen en zien of het bedrijf het later toelaat. De heer KORTEWEG vraagt of de lijnen in de straten waar de tram niet komt te rijden, blijven liggen. De VOORZITTER deelt mede dat o.a. de wenschelijkheid is gebleken enkele-wissels te vernieuwen, waarvoor bestaande gebruikt zullen worden. De heer BOGMANS vraagt of rekening wordt gehouden met het verzoek van het vroegere personeel om naar de gemeente over te gaan. De VOORZITTER meent dat het voor de hand ligt dat zij vóór anderen in aanmerking komen. Verder hangt dit van de personen zelf af. De heer KORTEWEG meent dat het opbreken der rails niet noodig is, omdat er voldoende oude te koop zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 109