4 MAART 1920. 117 4. De heer LIJDSMAN vraagt inlichtingen betreffende het bezoek van den Inspecteur voor Lichamelijke opvoeding namens den Minister betreffende speelterreinen. Wanneer den Inspecteur alles is getoond, dan is spr. overtuigd dat het advies gunstig zal zijn. De VOORZITTER zegt dat deze zaak verband houdt met de verordening betreffende de uitgifte van grond in erfpacht, welke in een vergevorderd stadium verkeert. 5. Mevrouw NEVE vraagt of er geen bepaling gemaakt kan worden dat ook de bakkers in Ginneken evenals in Breda geen melkbrood mogen bakken. De VOORZITTER zegt dat hij zich hieromtrent reeds tot den minister heeft gewend. De heer EEBER zegt dat deze zaak ook Beteringen betreft en dat de autoriteiten schijnbaar niet met den toestand op de hoogte waren. Er is echter onmiddellijk werk van gemaakt. 6. Mevrouw NEVE wijst voorts nog op den slechten toe stand waarin sommige dakgooten van huizen verkeeren. De VOORZITTER zegt dat het beste is, dat men zich tot Publieke Werken wendt. Dan komt de zaak fvel in orde. 7. De heer KIJJFT vraagt of er langs de glooiing van sommige singels geen heesters kunnen worden aangebracht. De VOORZITTER zegt er met den Directeur van beplan tingen over gesproken te hebben. De zaak is echter niet zoo eenvoudig. 8. De heer CLEMENT wijst op den slechten toestand van de werkvrouwen die de lokalen van de gasfabriek schoon houden in vergelijking met die op de scholen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 117