13° 3i MAART 1920. Art 26 te lezen als volgt ,,De rentmeester geniet eene jaarwedde van vier honderd .gulden, de binnenvader van drie honderd vijftig gulden, „laatstgemelde tevens met kost, inwoning en bewassching. ,,Het loon der bedienden wordt door het college van „regenten geregeld." Niemand der leden tegen deze wijziging eenige bedenking hebbende, wordt daartoe besloten. 19. Adres van J. A. Touw alhier, daarbij ontheffing verzoekende van art. 14 der bouwverordening voor deze ge meente ten behoeve van het stichten van een bergplaatsje met kippenhok op het achterterrein van het perceel aan den Tramsingel no. 100. Bij dit adres zijn gevoegd de adviezen van de gezond heidscommissie en den directeur van openbare werken, als mede een voorstel van burgemeester en wethouders om de gevraagde ontheffing te verleenen overeenkomstig een bij gevoegd ontwerp-besluit. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt besloten aan adressant de gevraagde uitzondering toe te staan onder de volgende voor waarden a. dat geene verandering worde gebracht in de grenzen van het perceel b. dat op de geheele open ruimte op de teekening aangegeven, niets worde gebouwd of opgericht c. dat het bergplaatsje niet hooger worde opgetrok ken dan op de teekening is aangegeven, zijnde 2,40 M d. dat het bergplaatsje niet van bestemming veran- dere en nimmer* geheel of gedeeltelijk als wo ning worde ingericht of gebruikt e. dat ter voldoening aan art. 5 der woningwet eene teekening, ingericht volgens art. 99 der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 130