132
31 MAART 1920.
De heer F. SCHRAUWEN gelooft uit deze bepaling te
kunnen opmaken, dat indien aan deze voorwaarden niet
wordt voldaan, de vergunning niet zal worden gestand ge
houden. Hij meent dat nu de vergunning is verleend, daar
aan niet dergelijke bepalingen mogen worden verbonden.
De VOORZITTER zegt dat de bepaling is gemaakt ter
voorkoming van hinderlijk geraas.
De heer F. SCHRAUWEN wijst erop, dat de bepaling
dat aan de fabriek geen andere bestemming mag worden
gegeven, reeds voldoende is.
De VOORZITTER stelt voor, ter voorkoming van moei
lijkheden, te spreken van „hinderlijk geraas".
De heer CERUTTI gelooft dat deze kwestie bij de hin
derwet geregeld wordt en dat deze bepaling niet in deze
voorwaarden thuis hoort.
De heer F. SCHRAUWEN stelt daarop voor deze voor
waarden, vervat onder E. te laten vervallen.
Dit voorstel, in stemming gebracht, wordt aangenomen
met 15 tegen 6 stemmen.
Vóór stemden de heeren G r u ij s, H o r n i x, K a n t e r s,
Martens, L ij d s m a n, H a a 1 m an, F. Schrauwen,
M e ij v i s, C e r u 11 i, mevr. Neve-Reintjes, Rog
mans, Clement, van Groene ndael, Kluft, en
A. Schrauwen.
Tegen waren de heeren Korteweg, V a n D ij k, hoo
rn a n s, Moll, F e b e r en Z ij 1 m a n"s.
Zoodat besloten is aan W. J. M. Dekkers,
directeur der N. V. Dekkers' Brandkastenfabriek,
ontheffing te verleenen van art. 14 der bouwver
ordening voor deze gemeente ten behoeve van eene