134 31 MAART 1920. ligt reeds stil, waardoor reeds groote schade is geleden. Spr. wijst erop, dat de kwestie gaat over het pand Nieuwe Gin- nekenstraat it, dat zal moeten voldoen aan de bepalingen van art. 14. Dit pand zou gedeeltelijk worden afgebroken. Maar de eigenaar zegt spr. verkeert in de onmoge lijkheid het huis te doen afbreken, daar dit verhuurd is. De huur loopt echter met 1 Mei af en wellicht is het mogelijk dat het nog vlugger gaat. Wordt echter thans aan deze bepaling vastgehouden, dan verkeert de eigenaar in de on mogelijkheid te bouwen. Spr. meent dat de zaak zelf van weinig belang is en hij zou deze voorwaarden willen doen vervallen, en in de plaats daarvan een overeenkomst met den heer Lutzke aangaan, dat, wanneer hij de beschikking over het pand krijgt, hij dit zal verbouwen. Tengevolge van het stil liggen van den arbeid, is reeds een aantal arbeiders op straat gekomen. De VOORZITTER zegt dat het moeilijk is in deze tech nische kwestie thans een beslissing te nemen. Hij vindt dit gevaarlijk. Spr. betreurt het, dat de heer Hornix zijn voorstel niet te voren bij B. en W. heeft ingedienddan had overleg met de technici kunnen plaats hebben. De heer LIJDSMAN meent dat, wanneer de betrokken persoon een voorstel in dezen geest doet, dit behandeld kan worden. In dit verband zegt de VOORZITTER toe dat B. en W. een dusdanig voorstel in welwillende overweging zullen ne men en de zaak bij den raadzullen aanbrengen. Spr. gelooft intusschen dat het het best is, dat de belanghebbende zich tot den raad wendt. De heer HORNIX vraagt of de heer Lutzke dan kan gaan bouwen. Is dit formeel toegestaan De heer F. SCHRAUWEN zegt dat het hem voorkomt dat er gebouwd kan worden, daar er in de eerste 12 maanden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 134