3i MAART 1920.
149
„bestuur van de Parochie van den H. Joseph, indien dit buiten
„het onteigeningsplan wordt gelaten. Omtrent beide aangele
genheden is zoowel met het Departement als met de belang
hebbenden overleg gepleegd, waardoor de afdoening be
grijpelijker wijze eenige vertraging onderging.
„Op bijgaande teekening treft Uw Raad aan een verdeeling
„van het terrein, waardoor met bedoelde belangen, die wij
„gaarne zien behartigd, wordt rekening gehouden. Ook deze
„verdeeling werd in overleg met het departement ont
worpen.
„Van de gemeentebesturen van Princenhage en Tetermgen
„werd bij missiven resp. van 4 Maart 1920, no. 168 en 25
„Februari 1920, no. 641, mededeeling ontvangen, dat hunner-
„zijds geen bezwaar bestaat tegen bedoelde in die gemeenten
„voorgenomen onteigeningen.
„Nu overigens alle wettelijke formaliteiten ten aanzien
„van deze onteigening zijn in acht genomen, hebben wij de
„eer U voor te stellen, tot de definitieve onteigening van
„de bij het voorloopig plan aangeduide perceelen te besluiten,
„met uitzondering van het hiervoor aangehaalde perceel
„sectie B, no. 5815 en met een wijziging wat perceel sectie
„B, no. 6062 betreft.
„Een daartoe strekkend ontwerp besluit gaat ter vaststel
ling hierbij."
De heer ZIJLMANS had, hoewel hij niets op den betrokken
architect wenscht aan te merken, gaarne gezien, dat door
de Bouwvereeniging ,.de Baronie" een architect uit Breda voor
haar werk was gekozen.
De VOORZITTER meent dat deze kwestie later bij het
aanvragen van subsidie door de bedoelde vereeniging bespro
ken kan worden.
De heer ZIJLMANS vreest echter, dat de raad dan voor
een fait accompli komt te staan.
Hij acht het beter dat hier vooruit op gewezen wordt.