31 maart 1920.
De VOORZITTER zegt dat ook deze kwestie aan de
aandacht van B. en W. niet is ontgaan.
De heer HORNIX vraagt of de bestemming der terreinen
reeds vaststaat, waarop de VOORZITTER antwoordt dat nog
geen definitief besluit is genomen. Het staat nog niet vast
of de terreinen aan particulieren dan wel aan een bouw-
vereeniging of meerdere worden gegeven.
De heer HORNIXU hebt een toezegging gedaan.
De VOORZITTER: Ik kan geen toezegging hebben ge
daan, daar de raad de bestemming der terreinen moet vast
stellen.
De heer HORNIX meent dat achter deze zaak geheime
motieven zitten, hetgeen door den VOORZITTER wordt
ontkend. Het gaat zegt de voorzitter met onder
handelingen niet zoo gemakkelijk, zooals de heer Hornix
zal merken. Ook hij zou het wellicht niet vlugger kunnen
doen. Ook tegenover een opmerking van den heer Korte-
weg ontkent de voorzitter dat er questie is van onbe
kende afspraken.
De heer HORNIX vraagt of alle bemoeiingen van de
Bouwvereeniging dan voor niets zijn geweest. Is zij dan op
een dwaalspoor gebracht
De VOORZITTER zegt dat de bouwvereeniging in het
geheel niet op een dwaalspoor is gebracht. Wanneer zij iets
wil weten, kan zij bij spr. komen. Zulks geschiedt dan ook.
De heer KORTEWEG vraagt of aan den grond, bestemd
voor de bierbrouwerij geen andere bestemming kan worden
gegeven.
De VOORZITTER merkt op, dat de gemeente over dit
terrein niet de beschikking heeft. Spr. wijst er op, dat men