152 3i MAART 1920. „openbare scholen voor lager onderwijs in de gemeente Breda (gemeenteblad no. 276). „Thans zijn echter de wedden der onderwijzers bij de wet „van ƒ4 Juli 1919 Staatsblad no. 493) geregeld, zulks vanaf „1 Januari 1919, waardoor de plaatselijke regelingen zijn „komen te vervallen. „Deze nieuwe wet kent alleen vergoeding toe voor het „geven van onderwijs in de vakken genoemd in artikel 2 „der lager onderwijswet, uitgezonderd vak k nuttige hand- werken voor meisjes). „De onbillijkheid hiervan springt vooral in het oog, indien „men nagaat, dat de vakonderwijzeressen hare bezoldiging „blijven behouden, zoodat eene onderwijzeres aan school A voor het geven van onderwijs in vak k aan dezelfde school ,,geene vergoeding ontvangt, doch voor datzelfde onderwijs „aan school B wordt betaald. „Het komt ons op grond hiervan billijk voor, dat aan de „onderwijzeressen eene vergoeding wordt toegekend voor „het geven van onderwijs in vak k. „Op twee wijzen is hieraan tegemoet te komen, n.l. „i°. door al deze onderwijzeressen te benoemen tot vak- „onderwijzeresser. in de nuttige handwerken voor meis- >'jes „2°. door een verzoek tot de Kroon te richten om toe passing van art. 26 novies, 2e lid der lager onderwijswet, „waardoor de wedden voor deze onderwijzeressen worden „verhoogd wegens het geven van onderwijs buiten den „gewonen schooltijd. „Het eerste geval is nadeelig voor de onderwijzeressen in „verband met eventueele latere aanspraken op pensioen, „aangezien alsdan haar vroegere diensttijd niet in aanmerking „komt, terwijl in het tweede geval de verhooging bij haren „pensioensgrondslag als onderwijzeres wordt gevoegd. „Ook voor de gemeente is het tweede geval voordeeliger, „omdat de wedden voor vakonderwijzeressen geheel ten laste „der gemeente komen, doch de verhooging ingevolge art.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 152