3i MAART 1920. 153 „26 novies der L. O. wet door het Rijk aan de gemeente „wordt terugbetaald. „Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen een ver- „zoek tot de Kroon te richten orn te rekenen vanaf 1 Januari „1919 de jaarwedden der onderwijzeressen bij het openbaar „lager onderwijs in deze gemeente, die belast zijn met het „geven van onderwijs in de nuttige handwerken voor meisjes „buiten den gewonen schooltijd, te verhoogen met f 150. „zulks op grond van art. 26 novies, 4e lid der wet tot re- geling van het lager onderwijs. „Een ontwerp-adres is hierbij gevoegd." De heer HORNIX vraagt hoe het komt, dat de vergoeding slechts 75 cent bedraagt terwijl in de memorie van antwoord van den Minister gesproken werd van f 2 per lesuur. De VOORZITTER merkt op, dat de regeering het bedrag vaststelt. De heer HA ALM AN zegt hetzelfde te hebben willen op merken. Ook spr. meent dat de vergoeding te laag is. Spr. stelt daarom voor het bedrag te bepalen op f 250. De VOORZITTER stelt voor dit punt van de agenda aan te houden om het voorstel nog eens nader onder de oogen te zien. Aldus wordt besloten. 35. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende eene ontwerp-verordening, rege lende de belooning van het onderwijzend personeel der handelsavondschool, zijnde dit schrijven van den volgenden inhoud „Bij uw besluit van 4 Augustus 1919 werd om prae-advies „in onze handen gesteld het hierbij teruggaand adres van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 153