3i MAART 1920. „onderwijzend personeel der Handelsavondschool, houdende „verzoek om verbetering van de bestaande salarisregeling. „Intusschen ontvingen wij van den Minister van Onderwijs, „Kunsten en Wetenschappen een leidraad voor de bezoldiging „van directeuren en onderwijzend personeel aan van Rijkswege „gesubsidieerde handelsscholen, welke leidraad ook voor de „Handelsavondschool in deze gemeente zal moeten worden „toegepast, indien men aanspraak wil blijven maken op het „Rijkssubsidie. „Derhalve hebben wij de eer U hierbij ter vaststelling aan „te bieden eene ontwerp-verordening regelende de belooning „van het onderwijzend personeel der Handelsavondschool, „waarin de bepalingen, in genoemden leidraad vervat, in „hoofdzaak zijn overgenomen. „Ter toelichting hiervan deelen wij nog het volgende mede „De Handelsavondschool in deze gemeente moet in verband „met den omvang van het onderwijs, worden gerekend tot „de „middelbare avondscholen voor handelsonderwijs', „Art. 1. Kan ongewijzigd blijven. „Art. 2. Hierin wordt geregeld de bezoldiging van den „directeur. Deze zal, in afwijking met de bepaling in de vorige „verordening, zooveel lessen moeten geven als met de alge- „meene leiding vereenigbaar is, en zal steeds in de school „aanwezig moeten zijn. Zijn salaris als leeraar wordt dan ook „berekend naar het totaal aan de school gegeven lesuren „terwijl hij daarenboven eene belooning voor de algemeene „leiding ontvangt variëerende tusschen f50 en f400. „Art. 3. De belooningen der leeraren zijn in dit artikel „bepaald in overeenstemming met den leidraad, met deze „afwijking, dat in den leidraad sprake is van belooning per zverkelijk gegeven lesuur. Dit laatste geeft in de praktijk „aanleiding tot moeilijkheden o.a. bij verplichte vacantie enz; „Om hieraan tegemoet te komen is in de ontwerp-regeling „bepaald, dat het salaris wordt berekend per cursus naar het aantal weken dat die cursus duurt. Een dergelijke bepaling „komt ook voor in de lager onderwijswet ten aanzien van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 154