3i MAART 1920,
de levering van de electriciteit. De gemeente heeft daarop
gevraagd voorloopig electriciteit te blijven leveren, hoewel
de fabriek zelf moest stopzetten. Dit in aanmerking geno
men heeft de commissie een onderzoek ingesteld en zich
afgevraagd of het gevraagde door de N. V. billijk is te
achten. Na veel vergaderingen en de vele besprekingen is
de commissie eenstemmig tot de conclusie gekomen, dat
hetgeen gevraagd werd, billijk is, omdat de N. V. ook na
het beëindigen van het contract stroom is blijven leveren.
Tengevolge van het plotseling ophouden van den oorlog en
de daardoor ontstane buitengewone omstandigheden, heeft
de fabriek bijna uitsluitend voor de gemeente gewerkt. Van
beide zijden is daarop een deskundige benoemd. Die van
de gemeente achtte een bedrag van t 40 000 billijk, ter
wijl die van de N. V. tot een bedrag van f 46 000 kwam.
De N. V. heeft daarop geen genoegen met het voorstel der
gemeente genomen, en het verschil werd gedeeld. Spr.
wenscht te constateeren dat de N. V. de gemeente zeer veel
moeilijkheden had kunnen berokkenen door het bedrijf na
afloop van het contract stop te zetten. Na langdurige dis
cussie is toen besloten dit voorstel te steunen en spr. hoopt
dat de raad daarmede accoord zal gaan. Spr. zou er eenige
mededeelingen aan kunnen vastknoopen, doch doet dit liefst
niet in openbare vergadering.
De heer CERUTTI wijst er op, dat de raad door onvol
doende kennis van het contract, destijds een beslissing in
afwijzenden zin heeft genomen. Spr. meent echter dat de
vergoeding billijk is en zou deze wenschen te geven.
De heer KANTERS zegt dat hij, na de mededeelingen
van den heer Haaiman en van den heer C e r u 11 i fei
telijk slechts weinig te zeggen heeft. Spr. acht de cijfers,
die hij gezien heeft, van dien aard, dat hij zou willen aan
raden het voorstel aan te nemen.
De heer LIJDSMAN zegt, dat, toen de fabriek wilde stop-