3 FEBRUARI 1920. 15 geen bezwaar heeft, de regeling tot de volgende vergadering uit te stellen. De heer A. SCHRAUWEN zegt, dat hij en zijn fractie- genooten het college dankbaar zijn, dat het is gekomen met een afdoende salarisregeling voor de ambtenaren. Door ver schillende sprekers wordt voorgesteld zegt spr. de regeling tot een volgende vergadering uit te stellen. Het dunkt spr. dat de menschen reeds lang genoeg gewacht hebben. Zij kunnen thans absoluut niet langer wachten. De heer CERUTTI ondersteunt het voorstel tot aanhou ding van de regeling tot een volgende vergadering. Hij meent evenwel dat de zaak ook moeilijk in de drie afdee- lingen kan worden behandeld, daar er dan te weinig contact tusschen de leden is. De heer GRUIJS Centraal rapport. De heer HAALMAN wil over deze verordening een en ander zeggen. Hij is het er volmaakt mede eens, dat de men schen al lang gewacht hebben. Hij wil er echter op wijzen, dat wanneer een regeling onvoldoende wordt tot stand ge bracht, dit zeer zeker niet in het belang van de betrokkenen is en dan zullen ze beter nog een paar weken kunnen wachten. Financieele nadeelen zijn er voor hen niet aan verbonden, omdat voorgesteld wordt de nieuwe regeling te doen ingaan op 1 April 1919. Spr. meent, dat wanneer inderdaad blijkt, dat het noodig is, hetgeen hij wel wil aan nemen, dat dan aan ambtenaren reeds thans een voorschot op de nieuwe regeling kan worden uitgekeerd, daar zij later toch vanaf 1 April 1919 uitbetaald krijgen en dit dan ver rekend kan worden. Spr. zegt, dat door hem en zijn partijgenooten met opzet geen amendementen zijn ingediend omreden, dat er te weinig tijd was de zaak grondig te bestudeeren. Spr. heeft deel genomen aan de werkzaamheden van de salariscommissie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 15