3i MAART 1920. 165 ,,sche aanbesteding in aanmerking kwam, „mede niet, omdat door het vooronder zoek, dat iedere aangevraagde firma had „moeten doen, de firma's gemakkelijk bij „elkaar waren gebracht, hetgeen aanleiding „zou hebben gegeven tot het maken van „een z.g. „opzet". VI. „Dat toen het bestuur der woningbouw- „vereeniging groot voordeel heeft gezien, „de opdracht in Juli 1919 aan de N.V. „Intern. Gewapend Betonbouw te geven, „omdat het bestuur eerst drie of vier maan- „,den later over gelden beschikte en ge- „noemde vennootschap geen bezwaar maak- „te tegen het geven van een crediet aan „de vereeniging. Ter nadere toelichting „diene hier, dat de eerste termijn van „bovengenoemde N.V. nog niet betaald was, „toen reeds voor meer dan f 100.000 werk „gereed was. VII. „Dat het haar bekend was, dat ook de „vereeniging „Volkshuisvesting" alhier, wer- „ken zonder publieke aanbesteding op draagt, doch onderhands gunt, wanneer „zij de overtuiging heeft bekomen, dat de „prijzen redelijk en billijk zijn en dus maar „hierop neer komt op welke wijze men die „overtuiging krijgt. VIII. „Dat het bestuur hier deze overtuiging „eveneens heeft verkregen welke nog ver- sterkt is, doordat de eerst opgegeven prijs „van f 188.233.einde 1918 opgegeven, „uit eigen beweging door de Intern, Gewa gend Betonbouw, wegens in dien tusschen- „tijd verminderde cement- en ijzerprijzen, „is teruggebracht op f 143.500.terwijl

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 165